Er was eens...
Er was eens... het brave, lieve meisje dat zich keurig in de mal van verwachtingen wrong. Ze geloofde dat het leven voortdurend zomer moest zijn en dat ze gewaardeerd zou worden als ze zich maar hard genoeg inspande. Ze leerde zichzelf afstemmen op de al dan niet uitgesproken regels in de groep, wat haar -naast een etiket van 'te gevoelig'- een gevoel van veiligheid en aanzien geeft. Zowel zijzelf als de buitenwereld zagen haar als 'perfect functionerend' en gemakkelijk in de omgang. Tot op een dag haar adem stokte, ze letterlijk geen stap verder meer kon doen. Burn-out. Depressie. Zwart.
Het was de ontembare vrouw die het leed van het niet-geleefde leven niet meer kon aanzien. Ze probeerde het meisje wakker te schudden en duidelijk te maken dat ze haar ware zelf en haar diepe wijsheid onderdrukte (to depress), dat ze haar lichaam uitputte in plaats van ermee te verbinden. Door zich voortdurend af te stemmen op de buitenwereld, raakte ze ontkoppeld van de binnenwereld, van zichzelf. Ze had geen contact meer met haar eigen behoeften, verlangens en dromen.
Het meisje kon niet anders dan het pad van groei betreden. Het opnieuw verbinden met haar ware zelf ging niet zonder pijn. Angsten grepen haar vast, gevoelens die ze jarenlang had weggestopt kwamen naar boven. Uit de schaduw kroop woede, samen met tranen die eindelijk konden vloeien. Het vroeg haar bijzonder veel moed om licht te schijnen op dit onbekende, donkere woud waar ze middenin zat.
Het meisje werd een vrouw. Ze schonk het leven aan twee prachtige zonen en koos bewust voor een halftijds werkritme. Ze leefde verder, maar gaandeweg voelde ze opnieuw dat het leven háár begon te leiden. Het wrikte, er klopte iets vanbinnen. Het was de ontembare vrouw die haar zachtjes herinnerde aan wat nog gezien wilde worden. Met therapie, familie-opstellingen, boeken en het mystieke dat op haar pad kwam, werkte ze laag voor laag verder.
Dan breekt er een zwarte dag aan die voor eeuwig 'een voor' en 'een na' in zich draagt: de vrouw verliest haar broer, onverwacht. Alles waar ze aan werkte werd plots haarscherp en één vraag drong zich op: Wat is het verschil met dood zijn, als je niet écht leeft?


Ter duiding neem ik je graag even mee in het boek 'En ze leefde niet bang en gelukkig' van Nathalie Janssens de Bisthoven.
Je leeft of je gaat dood. Hetzij letterlijk, hetzij figuurlijk in de zin dat je nog wel ademt en naar de buitenwereld toe 'functioneert' maar vanbinnen volledig verdord bent. Het grote voordeel van zo dicht bij de dood te komen is dat je beseft dat leven een keuze is.
De ongetemde vrouw herinnert zich dat je geen flinke meid moet zijn om een goed mens te zijn. Ze begrijpt dat verlangen de katalysator van evolutie is, en dus een perfect natuurlijke impuls. Ze schaamt zich niet voor wat ze wil. Ze neem eigenaarschap over haar verlangens en gaat er zonder gedoe achteraan. Heeft ze honger, dan eet ze. Is ze moe, dan rust ze. Wil ze spelen, dan speelt ze. Is ze nieuwsgierig, dan gaat ze op ontdekking. Simpel. Geen gedoe.